Fort Kijkduin  (Den Helder 40 km )

In het begin van de 80-jarige oorlog lagen het dorp Huisduinen en het toen nog kleinere Den Helder op het Eiland van Huisduinen.

Het toen onbedijkte Koegras was aan de Noordzeezijde begrensd door een strandwal, die bij hoge vloeden overliep. Aan de west- en noordzijden van het Eiland van Huisduinen lag de kustlijn tot 1 tot 1,5 km. meer voorwaarts dan nu.

Het tussengelegen gebied moest worden prijsgegeven aan de zee.

Het Nieuwe Diep was toen niet meer dan een geul in het wad, die in zuidoostelijke richting teniet liep in het Balgzand.

Het Marsdiep en het Vlie waren toen de verbindingen uit de Noordzee naar Amsterdam.

De rede van Texel werd geregeld gebruikt door de vele koopvaardij- en oorlogsschepen.

Het was de normale verzamelplaats van ‘s Lands vloten bij het uitzeilen.

Ter plaatste van de huidige Prins Hendrikpolder was toen open water, zodat de rede meer westelijk lag dan nu mogelijk zou zijn.

 

In 1574 dreigde een aanval van een Spaanse vloot op ons land. Er was dan ook sprake van de wenselijkheid om een sterkte te maken op Huisduinen en een op Wieringen. In 1575 was sprake van een bestaande schans op Texel en een op Wieringen.

Ook in 1579 wordt melding gemaakt van een ‘Fort binnen Texel’. Het betrof de thans nog bestaande Oude Schans.

In 1583 bestonden een schans op Huisduinen en een schans ten westen van het Nieuwe Diep. In 1588, het jaar van de Armada, had Mr. Adriaan Anthonisz. bemoeiingen met ‘de schantze’ op Huisduinen.
In 1610 werd de strandwal langs de Noordzeezijde van het Koegras omgewerkt tot een zanddijk (de Oldenbarneveldtsdijk), zodat het eiland van Huisduinen werd verbonden met het vasteland bij Callantsoog.

Aan de westzijde van de dijk ontwikkelde zich langzaam een duinstrook: de schorren van het Koegras groeiden aan.

Omdat de Rede van Texel niet langer toereikend was, en niet genoegzaam van de wal af kon worden beveiligd met geschut, werd in 1781 (vierde Engelse zee-oorlog) begonnen met het inrichten van het Nieuwe Diep tot oorlogshaven.

Ook werden in 1781 op het eiland van Huisduinen drie kustbatterijen aangelegd, bij Barends Kribbing, Kaaphoofd en Kleine Keet.

Op Texel werden kustbatterijen aangelegd, waarvan de zwaarste, bij het Horntje, spoedig wegspoelde, de Oude Schans werd opnieuw bewapend.
Waar thans het fort Oostoever ligt, werd in 1791/92 aan het Nieuwe Diep het Nieuwe Werk aangelegd, als kielplaats en werkplaats. Het had een vierhoekige omdijking met schutsluis, waar binnen havenwerken.

Het kon worden bereikt per vaartuig, dan wel bij laag water over het Koegras.

De in 1781 aangelegde batterijen zullen in 1793 in slechte staat dan wel verstoven zijn geweest.

In dat laatste jaar werd, bij Kaaphoofd de batterij, de Princes van Oranje aangelegd, met onder meer 28 kanonnen van 24 pond, en nabij het Nieuwe Diep de kleinere batterij de Erfprinses.

Na de revolutie in 1795 werd opnieuw een kustbatterij aangelegd bij het Horntje op Texel.

Op het vasteland werden de kustbatterijen Broederschap en Vrijheid, bij Kijkduin, en Gelijkheid, bij Kleine Keet aangelegd.

In 1796 werd ter plaatse van de vroegere batterij bij Barends Kribbing van 1781 de batterij de Ondeelbaarheid aangelegd, en nabij de Oude Helder (het oude dorp Den Helder) de batterij de Constitutie, spoedig weer opgeven.

Het samenstel van kustbatterijen bij Den Helder bezat als geheel geen landfront.

 

Het lag aan de zuidzijde praktisch open voor een vijand, indien deze troepen zou ontschepen zuidelijk van Kleine Keet. Een landfront zou ter verdediging meer troepen hebben gevraagd, dan toen in geval van oorlog beschikbaar zouden zijn.

Bovendien meenden deskundigen dat ontscheping van troepen op de open kust onwaarschijnlijk was. Begin 1799 werden de kustbatterijen Broederschap, Vrijheid en Gelijkheid opgeheven. 

Ter elfde ure, toen een Engelse vloot reeds voor onze kust kruiste, werd nog besloten tot het toevoegen van een mortierbatterij aan de batterij de Unie (vroeger de Erfprinses) en tot het maken van een keelsluiting aan de batterijen Kaaphoofd (de Revolutie) en de Unie.

Verder tot het aanleggen van enige aardwerken ten behoeve van een landfront, onder andere bij de Vijfsprong die niet tijdig meer voltooid konden worden.

Op 26/27-8-1799 werden de eerste Engelse troepen op de open kust zuidelijk van Kleine Keet ontscheept. Gezien de onverdedigbaarheid van Den Helder aan de landzijde gelastte Daendels de ontruiming.

Na vernagelen van de 86 kustvuurmonden wisten onze troepen naar het zuiden te ontkomen, na een moeilijke tocht door het Koegras.

De vloot trok terug naar de Zuiderzee, in de Vlieter, en moest spoedig capituleren.

De Engelsen en Russen hebben in 1799 veldwerken aangelegd om Den Helder aan de landzijde te kunnen verdedigen.
Na 1799 trok het ontbreken van een landfront te meer de aandacht. In 1803 werd om de Oude Helder een omwalling gelegd, en werden diverse kleinere werkjes aangelegd, op de omdijking van het Nieuwe Werk werd enig geschut geplaatst.

Na de inlijving bij Frankrijk in 1810 kregen Den Helder en Texel veel aandacht van Napoleon, de Keizer wilde Den Helder tot een oorlogshaven van de eerste rang maken.

 

 

Er ontstonden omvangrijke plannen. Ook J. Blanken Jzn, Inspecteur-Generaal van de Waterstaat, heeft zich er mee bezig gehouden, in verband met de aanleg van een marine-etablissement en van een kanaal in zuidelijke richting. In 1811/13 werden voornamelijk, geheel of ten dele, verwezenlijkt:
- de forten Lassalle, Morland, Dufalga en l’Ecluse,
- de meest zuidelijke sector van een omwalling van het Marine-Etablissement, en
- een verbindingsgracht tussen de forten Lasalle, l’Ecluse en Dugommier (dit laatste het weinig gewijzigde Nieuwe Werk).
Op Texel werd de Oude Schans verbeterd, en werden een redoute en een lunette aangelegd. Na 1813 bleven het fort Dufalga en het zuidelijk gedeelte omwalling van het Marine-Etablissement buiten onderhoud. In 1817 werd het Koegras bedijkt, tegelijk met de aanleg van het reeds onder Napoleon overwogen scheepvaartkanaal op Amsterdam.

In 1819 werd het project uitgebreid, hetgeen leidde tot de aanleg van het Groot Noordhollands Kanaal.

Het Nieuwe Werk werd in 1824 omgewerkt tot het fort Oostoever; een fort Westoever werd aangelegd langs de verbindingsgracht werd een wal gelegd.

De verbeteringen die daarna, tot 1914, aan de versterkingen van Den Helder zijn uitgevoerd, betroffen b.v. voorzieningen bij het in gebruik nemen van nieuw kustgeschut.

Dit was met name nodig in 1870 toen getrokken achterlaadgeschut van 24 cm werd opgesteld ter vervanging van de oude voorladers van 36 pond e.d.
Enkele nieuwe batterijen werden aangelegd. In 1880/84 werd het pantserfort op de Harssens gebouwd.

In de militaire geschriften zijn tot +/- 1880 vele beschouwingen gewijd aan het voor en tegen van een fort op de Laan.

Het fort op de Laan zou een waterfort zijn geweest op een zandbank noordelijk van Kaaphoofd, midden in het zeegat. Het fort is echter niet gebouwd, omdat de bouw zeer riskant was i.v.m. de geregelde verschuivingen van vaargeulen en zandbanken.
Al in de Eerste Wereldoorlog was de betekenis van het beschikbare kustgeschut achterhaald door de ontwikkeling van de wapentechniek. In 1940 waren bij Den Helder, geheel los van de oude kustversterkingen, batterijen en voormalig scheepsgeschut van 15, 12 en 7 cm opgesteld.
In formele zin werden de laatste van de oude versterkingen als vestingwerk opgeheven door Koninklijk Besluit in 1958.

 

Wanneer u het terrein van het fort Kijkduin betreedt passeert u als eerste de tamboer.

Dit is een grote verdedigingsmuur die als doel had het fort, het wachthuis en de fortwachterswoning te verdedigen.

Achter deze verdedigingsmuur bevindt zich het voorplein met de woning en het wachthuis. Het woonhuisje, aan de rechterzijde is weer helemaal ingericht zoals het er vroeger uit heeft kunnen zien.

Na de twee huisjes gepasseerd te zijn loopt u via de rolbrug het dak van het 65 meter lange reduit op, dit is de plek waar alle soldaten verbleven.

Via de hal van het fort of u kunt met de draaitrap en/of lift afdalen naar de gewelven van het fort waar het museum en het Noordzeeaquarium zich bevinden.

Het reduit bestaat uit totaal acht gewelven; de eerste twee worden in beslag genomen door het aquarium en de andere zes gewelven door het museum.

In het museum van het fort Kijkduin komt u alles te weten over de geschiedenis van dit fort en de andere forten van Den Helder.

In het eerste gewelf waar u binnenkomt wordt uitleg gegeven over de beginperiode van het fort Kijkduin.

 
 

Doorloopbak

De constructie van dit aquarium is een van de meest bijzondere in Europa. De vloer waar u overheen loopt is  van glas en daaronder bevindt zich ruim een meter water dat direct deel uit maakt van de totale waterhoeveelheid. Het bassin is 15 meter lang , 4,80 meter breed en heeft een waterhoogte van 4,5 meter. 

De hoeveelheid water is ongeveer 250.000 liter, de zeebodem is opgebouwd uit verschillende materialen; zand, klei, graniet e.d. 

Hierdoor komt het voor dat op plaatsen waar veel stroming staat de zogenaamde stroomgeulen ontstaan,  in deze geulen zwemmen vissen die op doortrek zijn, zoals bijvoorbeeld de Europese paling die op weg is naar de Sargasso zee om daar te paaien. 

Andere vissen, zoals de zeebrasem, zeebaars, harder, pollak, makreel, tarbot, roggen en verschillende soorten haaien zoeken de geulen op omdat het water in de geulen in de zomer koeler en in de winter warmer is dan het oppervlakte water.

Aaibak

In deze bak kunt u verschillende, overigens alle ongevaarlijke, dieren aaien. Voel eens hoe een anemoon je vast grijpt of hoe ruw een zeester aanvoelt. Kijk goed in de bak, er zitten namelijk meer dieren in dan u denkt. 

Enkele bewoners van de Aaibak zijn; paarde- anemonen, zeesterren, kokerwormen, mosselen, beerkreeft, grote spinkrab, botervisjes, grondels, tarbot, stekelbaarsjes, enz. 

Al deze dieren komen dicht onder de kust voor.

 

Getijdebak


Het wordt hier iedere 6 tot 10 minuten eb en vloed. Het water stijgt/zakt dan ongeveer 40 cm. Het is goed zichtbaar hoe de dieren reageren op deze veranderingen.

 De bewoners van de getijdebak komen vooral voor in de nabijheid van pieren. Enkele bewoners zijn: anemonen, kokerwormen, mosselen, alikruken, slangsterren, heremietkreeften, strandkrabben, botervisjes, schol, slijmvissen, stekelbaarsjes, pitvis en puitaal

 

Golfslagbak


Deze bak is het toonbeeld van de Nederlandse kust, die bekend staat om zijn ruige golfslag en stromingen.

Veel vissen zoals de harder, snotolf, steenbolk en schorpioenvis hebben zich aan de golfslag aangepast.

Bepaalde wieren hebben de golfslag nodig om de sapstromen naar hun “bladeren”  toe te leiden.

Normaliter kijkt men vanaf de kust richting zee, wij hebben er bewust voor gekozen om u een kijkje te gunnen vanaf de zee.

 

 

Holtebak

De vissen in deze bak komen in de natuur voor op plaatsen waar het nauwelijks stroomt, het zijn namelijk niet erg sterke zwemmers.

De zeepaardjes houden zich vast aan alles wat hun staart te pakken kan krijgen, zeenaalden zwemmen tussen het wier om niet op te vallen en zijn constant op jacht naar kleine kreeftachtigen.
Andere bewoners van de holte bak zijn: kleine visjes zoals grondeltjes, stekelbaarsjes en lipvissen, verschillende soorten anemonen, weekdieren, wormen en kreeftachtigen.

 

Aquazuil
In deze zuil bevinden zich dieren die zich in gaten, tussen rotsen en in holletjes ophouden.

Omdat u rondom in de bak kan kijken zijn deze dieren die zich normaal slecht laten zien goed te bekijken. Enkele bewoners zijn: meun , aal , botervisjes, puitaal en grondeltjes

De Roggenbak

Roggen gedragen zich in gevangenschap en in de vrije natuur zeer aanhankelijk en als je heel voorzichtig bent heeft u kans dat een rog zich laat aaien.

Roggen behoren tot de zelfde klasse als de haaien, namelijk de klasse van de kraakbeenvissen (Chondrichyes). Maar wees niet bang, ze doen je niks als je zelf ook maar rustig doet.

Er zitten niet alleen roggen in de roggenbak maar ook platvissen zoals tarbot, schol, bot en tong zijn van de partij, als je boven op het plateau gaat staan kun je met name de platvissen nog beter zien liggen.

. Nadat u het kanonnepleintje bent gepasseerd komt u uit bij de zuidkant van het reduit waar de ingang is van een ruim 70 meter lange ondergrondse gang. Als u hier doorheen loopt (u kunt ook boven de grond blijven lopen), komt u uit in het verdedigingssysteem van de tweede droge gracht, de caponière. Hier kunt u nog het restant zien van de tweede droge gracht en een aantal secreten (toiletten).Als u goed ter been bent, kunt u vanuit de caponière eventueel de ‘bunkerroute’  verkennen. U komt tijdens deze route diverse bunkers en kazematten tegen uit ongeveer 1916. Hier bevinden zich ook de enige betonnen loopgraven die gebouwd zijn in Nederland.

Als u het leuk vindt om een bezoek te brengen aan fort Kijkduin staan enthousiaste vrijwilligers voor u klaar om een rondleiding te geven.

Met de gidsen verkent u het hele fort en u wordt na afloop van de rondleiding naar het zeeaquarium gebracht. Hoewel het ook mogelijk is om zelfstandig het fort te verkennen, is het zeer aan te raden om met een gids mee te gaan. De gidsen kunnen u op dingen wijzen waar u waarschijnlijk zelf overheen zult kijken als u zelf het fort verkent.

Zij kunnen u ook diverse dingen vertellen over het ontdekkingswerk, verhalen van soldaten en andere wetenswaardigheden.

Terug